Gisteren zijn 3 moties aangenomen. Deze werden vorige week ingediend tijdens het debat over de Initiatiefnota Sneller uit de schulden:
1. Motie De Kort (VVD)verzoekt de regering te onderzoeken hoe de overheid haar preferente positie kan benutten om een akkoord te sluiten tussen schuldenaar en schuldeiser teneinde prijzige gerechtelijke procedures en verdere problematische scenario’s voor de schuldenaar te voorkomen.
2. Motie Kat / De Jong (D’66)verzoekt de regering om in gesprek te treden met gemeenten en rechtspraak over de mogelijkheid om wettelijk een schuldregeling bindend te maken als tweederde van de schuldeisers akkoord is en uiterlijk q1 2024 hierover een voorstel naar de Kamer te sturen.
Dat betekent dat er onderzocht gaat worden hoe de totstandkoming van een bindende schuldregeling vereenvoudigd kan worden, bijvoorbeeld via privaatrecht (rechter legt dossier na dwangakkoord terug bij gemeente) of bestuursrecht (gemeente legt regeling op, bezwaarmakers melden zich bij bestuursrechter).
NB. de initiatiefnota van D’66 sluit aan bij het voorstel voor 1 Schuldenwet. Er zijn wel wat kleine verschillen. Die ’tweederde’ staat bijvoorbeeld niet in de Schuldenwet.
De Kamer vroeg minister Schouten eerder al om een afschrift van haar antwoord op onze brief over de rol van de rechter in de Schuldenwet. Volgt hopelijk binnenkort.
Ik ben blij om te zien dat het denken over vereenvoudiging nu niet eindigt met het afdoen van de individuele beslispunten in de initiatiefnota. Op zich is de kabinetsreactie positief en worden er een paar snel haalbare ingrepen gedaan, maar die maken de schuldhulp niet structureel eenvoudiger. Vooral minister Schouten lijkt steeds meer bereid om ook na te denken over het ideale eindplaatje.
Voorafgaand aan het debat van vorige week reageerde de VNG positief op de initiatiefnota. Eerder al lieten o.a. de FNV, Ombudsman, VNO-NCW en MKB-Nederland zich positief uit.
3. Motie Palland (CDA)verzoekt de regering een pilot vorm te geven inzake een bredere invulling van de rol van de gerechtsdeurwaarder bij vroegsignalering, het coördineren om frustrerende beslagleggingen te voorkomen en een toepassing van het sociaal tarief, en de Kamer over de opzet en uitrol van de pilot te informeren in Q1 2024.
Deze motie komt voor uit een voorstel van KBvG, Nadja Jungmann en André Moerman. Ik hoop dat de uitkomst van de pilot niet is dat de deurwaarder hulpverlener of schuldregelaar wordt. Wat mij betreft wordt de deurwaarder verplicht om beslag te melden bij de gemeente, en ik vraag me af of daar een sociaal tarief voor nodig is. Vroegsignalering gebeurt wat mij betreft door de primaire schuldeiser en in het uiterste geval het incassobureau of de schuldenfunctionaris bij de rechtbank.
Aan: Mevr. drs. C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Cc:
Dhr. F. M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Onderwerp: de rol van de rechter in de Schuldenwet
Utrecht, 2 juni 2023
Hooggeachte mevrouw Schouten,
We zijn blij met uw eerste, overwegend positieve reactie op het voorstel voor één Schuldenwet zoals verwoord in o.a. de initiatiefnota Sneller uit de schulden van D’66.
De Schuldenwet vereenvoudigt de schuldhulp: er is één gemeentelijk loket waar je wordt begeleid van aanmelding tot schone lei. Er is nog maar één traject, dus zonder overdracht naar een apart Wsnp-traject. Heb je schulden, dan kun je alleen nog via de gemeente naar de rechter voor bewind. Lees de samenvatting van de Schuldenwet.
Maar u heeft ook bedenkingen. Bij meerdere gelegenheden geeft u aan dat de schuldsanering niet zonder de rechter kan. Wij nemen graag met deze open brief het mogelijke misverstand weg dat de Schuldenwet de rechtbank buitenspel zet.
Ons voorstel is als volgt. De gemeente treft een schuldregeling conform de criteria in de Schuldenwet. Deze criteria zijn niet nieuw. Ze worden al decennialang gehanteerd door rechtbanken en gemeenten. De regeling is bindend. Hulpvragers of schuldeisers die menen dat de gemeente de Schuldenwet niet goed toepast, doen na een bezwaarprocedure een beroep op de rechtbank. Na de uitspraak vervolgt het (bijgestelde) gemeentelijke traject. Er is in de Schuldenwet dus niet meer een apart wettelijk traject en Wsnp-bewind.[1]
Wel willen wij de goede elementen uit de Wsnp behouden in de Schuldenwet. Zo moet registratie in het insolventieregister of eventueel het Centraal Curatele en Bewindsregister mogelijk blijven en een schone lei waarborgen.
De rechter wordt hiermee dus allerminst buitenspel gezet, maar krijgt een meer passende plek in het proces. Welbeschouwd is het treffen van een schuldregeling in het Nederlandse bestel anno 2023 een oneigenlijke taak voor rechtbanken. De rechter moet pas worden ingeschakeld wanneer partijen het oneens zijn over de toepassing van een wet, conform het subsidiariteitsbeginsel.
Toen in 1998 de Wsnp werd ingevoerd, was de situatie anders: Nederland was één van de eerste landen met een wettelijk recht op schuldsanering, de criteria waren nieuw, er waren grote verschillen in de wijze waarop gemeenten minnelijke regelingen troffen en de mate waarin zij hulpvragers ondersteunden met inkomensbeheer, begeleiding en beschermingsbewind. Het gemeentelijke traject heeft zich sinds 1998 gevoegd naar de Wsnp. Dit werd nog eens versterkt met de invoering van de Wgs in 2012.
We kunnen nu na 25 jaar jurisprudentie met een gerust hart rechters weer de plek geven die zij behoren te hebben. De maatschappij is immers niet meer hetzelfde als 25 jaar geleden. Rechters hebben ook in de Schuldenwet altijd het laatste woord bij geschillen!
Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en geïnspireerd,
Hoogachtend,
Namens de initiatiefnemers,
Martijn Schut, zelfstandig adviseur en publicist martijnschut.blog over armoede en schulden.
Taco Schaafsma, zelfstandig adviseur schuldendomein en ontwikkelmanager schuldhulpverlening gemeente Groningen.
Vandaag lichtte Taco Schaafsma namens de initiatiefnemers de Schuldenwet toe in de Tweede Kamer. Verschillende (ervarings)deskundigen waren uitgenodigd om te reflecteren op de initiatiefnota van D’66 met ongeveer dezelfde strekking als ons schuldenwetsvoorstel. Lees onze position paper (als enige binnen de voorgeschreven 2 A4-tjes… een goed verhaal heeft weinig woorden nodig 😉 ). Je kunt het rondetafelgesprek hier terugkijken. Onze bijdrage hier:
De NVVK heeft een waslijst aan goede adviezen, roept op om nut en noodzaak van schuldenbewind te onderzoeken en pleitte eerder al samen met de VNG voor meer uniformiteit en een ‘basisvloer‘ in de schuldhulp. Ook de Ombudsman pleit voor minimale eisen aan gemeenten, o.a. rond nazorg, en ook een brede laagdrempelige toegang bij gemeenten.
Het Nibud pleit voor een goed sociaal minimum, bestrijding van armoedevallen en het bespreekbaar maken van geldzorgen op de werkvloer. Ook de FNV wil met een fatsoenlijk sociaal minimum voorkomen dat mensen schulden moeten maken. De FNV steunt ook de Schuldenwet.
Nadja Jungmann pleit voor schuldenregistratie, een signalerende functie voor schuldeisers, een stelsel waarin al in de buitengerechtelijke fase wordt voorzien in minnelijke betalingsregelingen die alle schulden omvatten, verschillende toegangspoorten voor zelfmelders, kwaliteitsnormen voor bejegening en meer onderzoek. André Moerman wil deurwaarders meer regie geven. In onze reactie op een vroege versie van dit plan schreven we dat we dit niet zo’n goed idee vinden (het plan was nog niet zo ver uitgekristalliseerd, dus ook onze reactie was wat ongenuanceerd, maar de hoofdboodschap blijft overeind).
Schuldhulpmaatje pleit voor lokale en landelijke samenwerking met en financiering van schuldhulpvrijwilligers. Tot slot, ook VNO-NCW en MKB-Nederland zijn overwegend positief over de initiatiefnota van D’66 en pleiten voor een sterkere regierol bij de gemeente en vereenvoudiging van het schuldhulpverleningsproces.
In vervolg op dit rondetafelgesprek debatteert de TK op 12 juni met ministers Weerwind en Schouten over de initiatiefnota van D’66.
Het korte antwoord op die vraag: voeg de versnipperde wet- en regelgeving samen in één Schuldenwet en maak één loket en een eenvoudig traject zonder overdrachten. Beluister de Rudi & Freddie Show voor het uitgebreide antwoord:
In de Schuldenwet* vervalt het onderscheid tussen het minnelijke en wettelijke traject. In de Schuldenwet krijgen gemeenten de bevoegdheid om een schuldregeling op te leggen conform de criteria in de Schuldenwet. Deze criteria zijn niet nieuw. Ze worden al decennialang gehanteerd: er wordt berekend hoeveel iemand in 3 jaar kan aflossen, rekening houdend met een vrij te laten bedrag. De rest wordt kwijtgescholden door schuldeisers. Daarnaast wordt de ‘goede trouw’ getoetst en wordt er gekeken naar recidive en of iemand zich voldoende inspant om zijn financiën op orde te brengen.
Deze criteria zijn in 1998 vastgelegd in de Wsnp, maar worden 1 op 1 ook toegepast in het minnelijke traject. Voor gemeenten dus niets nieuws. De Schuldenwet geeft gemeenten geen beleidsvrijheid om van bovengenoemde criteria af te wijken in het nadeel van schuldeiser of schuldenaar.
Schuldenaren of schuldeisers die menen dat de gemeente de Schuldenwet niet goed toepast, doen na een bezwaarprocedure een beroep op de rechtbank. Na de uitspraak van de rechter vervolgt het (bijgestelde) gemeentelijke traject. Er is in de Schuldenwet dus niet meer een apart wettelijk traject met postblokkade en Wsnp-bewind.
De rechter blijft toezien
De rechter blijft dus onderdeel van het proces. We knippen hem er niet uit, maar verplaatsen het moment naar achteren in het proces, waardoor hij alleen nog maar in beeld komt als er écht een verschil van inzicht is tussen schuldeiser, schuldenaar en gemeente. Gemeenten worden dus niet in de positie gebracht van de rechter. Er is sprake van omgekeerde bewijslast. Dit is hoe wetgeving zich zou moeten ontwikkelen, volgens het subsidiariteitsbeginsel.
Eigendomsrecht In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens staat: ‘Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht. De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.’
In Nederland is in het privaatrecht en het bestuursrecht geregeld wat de gevolgen zijn als de schuldenaar in verzuim is wanneer hij niet op tijd zijn schuldeiser betaalt. De basis is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (Art. 6:18 e.v.). Daarin is het eigendomsrecht en het transactierecht geregeld: daaruit volgt wat schulden zijn, hoe ze ontstaan en hoe ze normalerwijs voldaan kunnen en moeten worden. Algemeen geldt dat als een factuur niet op tijd wordt betaald of een lening niet tijdig wordt afgelost, een herinnering volgt, gevolgd door een aanmaning. Als dan nog niet is betaald, gaat de wettelijke rente gelden vanwege te late betaling en kan een incassoprocedure worden gestart en vervolgens beslag worden gelegd door de schuldeiser. De kosten om de vordering te voldoen worden dan hoger. ook als overheidsvorderingen, zoals belastingen, niet op tijd worden betaald, komen daar kosten bij. Voor overheidsschulden is dat voornamelijk geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Titel 4.4) die onder meer algemene regels bevat over hoe schulden van burgers aan overheden worden afgehandeld. Zo werkt het systeem van leveren en betalen. Wie met wanbetaling wegkomt is niet solidair en dat ondergraaft het wederkerigheidsprincipe.
Gemeente blijft neutraal
Door de criteria voor schuldregeling helder in de Schuldenwet vast te leggen behoudt de gemeente haar onafhankelijke, neutrale, bemiddelende rol met oog voor de belangen van zowel schuldeiser als schuldenaar. Je zou zelfs kunnen betogen dat de Schuldenwet deze rol explicieter maakt en versterkt.
In de initiatiefnota van D’66 – geïnspireerd op de Schuldenwet – staat over deze nieuwe bevoegdheid van gemeenten het volgende: “Een tweede bezwaar [genoemd in Verkenning stelsel schuldhulpverlening (red.) ]is dat ingrepen door een (lokaal) bestuursorgaan in privaatrechtelijke rechtsverhoudingen tussen burgers onderling zich moeilijk met ons rechtsstelsel laten verenigen. Het rechtsstelsel dat saneringen tussen private personen regelt kent doorgaans geen inmenging van het bestuursrecht. De initiatiefnemer is zich er van bewust dat het voorstel hiermee afwijkt van het huidige denken over schulden. En dit is ook juist wat de initiatiefnemer wil bewerkstelligen. Het juridisch dogmatische keurslijf van faillissement, beslag en incasso is te strak voor schuldsanering, dat eigenlijk primair een instrument van sociaaleconomisch beleid is. Schuldhulpverlening is een instrument dat mensen in staat moet stellen om verder te komen en nieuw perspectief te krijgen. Het nieuwe schuldentraject zou een betere balans moeten hebben tussen de belangen van schuldenaren, schuldeisers en de maatschappij. Momenteel ligt in de faillissementswet de nadruk op het belang van de schuldeiser. In de Wgs wordt het belang van de schuldenaar meer benadrukt. Het nieuwe schuldentraject zou beide perspectieven moeten verenigen. De reeds genoemde beroepsmogelijkheid bij de rechter speelt hierin een belangrijke rol.”
Gemeente als schuldeiser; belangenverstrengeling?
In Verkenning stelsel schuldhulpverlening worden vraagtekens gezet bij de neutraliteit van de gemeente als bemiddelaar, omdat de gemeente zelf ook schuldeiser kan zijn. Deze neutraliteit kan echter gewaarborgd worden “indien de gemeentelijke schuldhulp en schuldsanering gaan voldoen aan materiële vereisten en bijbehorende formele vereisten voor een evenwichtige en zorgvuldige schuldsanering via een gemeentelijk dwangakkoord.” Deze vereisten moeten dus worden vastgelegd in kwaliteitseisen voor schuldhulpverlening. En we merken op dat de gemeente nu ook al twee rollen speelt. Verschillende afdelingen van de gemeente kunnen het met elkaar oneens zijn, en ook verschillende belangen hebben. Zoals alle schuldeisers zou de gemeente het voorstel kunnen aanvechten bij de rechter. Daarnaast moet de schuldhulpverleningstak van de gemeente bij het opstellen van de schuldregeling de inhoudelijke normen volgen die hier voor zijn opgesteld. Het is dus niet zo dat de gemeente zichzelf kan bevoordelen ten opzichte van andere schuldeisers. Als andere schuldeisers toch het vermoeden hebben dat zij onterecht benadeeld worden, dan kunnen zij tegen de schuldregeling in bezwaar en beroep gaan. We zien dus geen reden om aan de neutraliteit van de gemeenten of het proces te twijfelen.
De rol van overheden en ZBO’s in andere landen
In A Guide to Consumer Insolvency Proceedings in Europe (2019) lees je dat er meer landen zijn waar de rechter een vergelijkbare positie inneemt als in de Schuldenwet. In de meeste Europese landen kan alleen een rechter een schuldregeling aan een schuldeiser opleggen. Maar in bijvoorbeeld Frankrijk en Zweden zijn, voor het treffen van schuldregelingen, wel verstrekkende bevoegdheden toegekend aan overheidsinstanties. In Zweden bestaat naast de faillissementswet een separate schuldsaneringswet waarbij het Koninklijk Incassobureau een centrale rol is toebedeeld. Dit Koninklijk Incassobureau heeft taken op het gebied van schuldenpreventie, incasso en beslagleggen en schuldsanering. Het Koninklijk Incassobureau beslist onder meer over toelating tot deze schuldsanering en toekenning van de schone lei.
Overheid die ingrijpt in verhoudingen tussen contractspartijen
Bestuursbesluiten zien veelal op de verhouding tussen overheid en burger en niet op de relatie (rechtsverhouding) tussen burgers onderling. Maar er zijn uitzonderingen. In Verkenning stelsel schuldhulpverlening (p. 32) worden bijvoorbeeld genoemd (1) de loonsanctie die het UWV kan opleggen en (2) het automatisch corrigeren van de huurprijs op basis van toets huurcommissie als verhuurder niet reageert.
Als het er niet is, dan is het er niet
Dan nog even wat relativerende woorden over het eigendomsrecht. Vorige week zei hoogleraar privaatrecht Reinout Wibier in NVVK live (niet letterlijk geciteerd): “Natuurlijk, het behoort zo te zijn dat je als schuldeiser volledig betaald wordt. Maar je zit nu eenmaal in een situatie waarin dat niet kan. Punt. Als het er niet is, dan is het er niet. En ik vind het ook opvallend dat we er bij bedrijven met schulden veel minder moeilijk over doen dan bij particulieren.”
Een recht op iets waarvan vaststaat dat het er niet is, en ook niet gaat komen, is een lege huls. Gelukkig begrijpen schuldeisers dat over het algemeen maar al te goed. Voor de schuldeisers die van mening zijn dat hen tekort wordt gedaan, moet een kostenarme, laagdrempelige gang naar de schuldenrechter mogelijk zijn om hun ‘recht’ te laten toetsen. Deze procedure moet niet ten koste gaan van de looptijd van de regeling. Overige schuldeisers en de schuldenaar moeten er geen enkel nadeel van ondervinden.
Maar nogmaals, de Schuldenwet grijpt niet steviger in in het eigendomsrecht dan nu al het geval is. We verwachten bovendien dat schuldeisers onder de Schuldenwet een groter deel van hun vordering zullen terugkrijgen. Lees hierover nog eens Schuldenwet beter voor schuldeisers.
Verkorting doorlooptijd
De verkorting van de doorlooptijd van de Wsnp en Msnp – zoals vorige week geamendeerd – heeft natuurlijk wèl consequenties voor het aflosbedrag. We merken hierbij op dat verkorting geen onderdeel is van de Schuldenwetsvoorstel; het staat enkel in ons lijstje met mogelijke opties. We merken wel op dat straks nog nadrukkelijker duidelijk wordt dat we binnen die korte doorlooptijd wel erg veel tijd kwijt zijn aan procedures en overdrachten (moratorium, adviesrecht, dwangakkoord, Wsnp, etc.). Dus de urgentie om te vereenvoudigen blijft.
Je hebt het waarschijnlijk al voorbij zien komen in diverse media deze week: D’66 heeft een plan om de versnipperde schuldenwet- en regelgeving samen te voegen en daarmee ook de versnipperde uitvoering te vereenvoudigen. Vanmiddag bood D’66-Kamerlid Hülya Kat de Initiatiefnota Sneller Uit De Schulden aan aan de voorzitter van de Tweede Kamer.* Daarin lees je wat precies de plannen zijn.
Wat is een initiatiefnota?
In een initiatiefnota kan een Tweede Kamerlid een bepaalde beleidskwestie aan de orde stellen en daarover voorstellen doen. Als regel komt de regering met een reactie. De nota wordt vervolgens besproken door de Tweede Kamer, meestal in een commissiedebat. Dat debat kan vooraf worden gegaan door een schriftelijke voorbereiding waarin andere Kamerleden vragen kunnen stellen. Verder kan aan het kabinet om een reactie worden gevraagd op de nota.
Schuldenwet
Ik hoor je denken: ‘Dit lijkt erg op jullie Schuldenwet‘. Nou, dat klopt ook wel. Kat heeft zich goed verdiept in de schuldhulpverlening en haar oor te luister gelegd bij schuldeisers, schuldenaren, bewindvoerders, gemeenten, rechters èn (andere) initiatiefnemers van de Schuldenwet. We zijn heel blij dat zij het aandurft de héle schuldenaanpak op te schudden. Daar is in deze sector nu echt behoefte aan.
Dit plan past heel goed in de programma’s van vrijwel alle Kamerfracties, van links tot rechts. We weten dat er draagvlak is bij meerdere fracties en hopen dan ook dat er nu echt iets gaat veranderen!
* Aanvulling d.d. 3/12: Tijdens de begrotingsbehandeling reageert minister Schouten vanaf minuut 21 uitgebreid en overwegend positief op de initiatiefnota.
We weten al decennialang hoe we schulden moeten oplossen: we berekenen hoeveel iemand in 3 jaar kan aflossen en houden daarbij rekening met een vrij te laten bedrag. De rest wordt kwijtgescholden door schuldeisers. Maar we hebben wet- en regelgeving en uitvoering veel te ingewikkeld gemaakt! Lees wat er misgaat in het huidige systeem.
De Schuldenwet* voegt wet- en regelgeving samen zonder deze inhoudelijk wezenlijk te wijzigen. De Schuldenwet belegt de uitvoering bij gemeenten, maar tolereert geen verschillen tussen gemeenten. Er is één loket en één regisseur die de hulpvrager begeleidt van aanmelding tot schone lei. Deze praatplaat vat het samen:
(klik om te vergroten)
Loket bij de gemeente. Heb je schulden? Dan is er straks nog maar één loket: de gemeente. De inwoner meldt zichzelf of wordt verwezen door bijvoorbeeld schuldeiser, deurwaarder, rechtbank of hulpverlener. De gemeente begeleidt de klant gedurende het hele traject van aanmelding tot schone lei. Dus geen kwetsbare en tijdrovende overdrachten meer! Je kunt met problematische schulden dus niet meer rechtstreeks naar schuldenbewind.
Pauzeknop. Schuldeisers schorten op verzoek van de gemeente de incasso op. In de Schuldenwet staan de voorwaarden en termijnen. Deze zijn ontleend aan bestaande convenanten en het breed moratorium. De gemeente ziet erop toe dat de klant aan zijn lopende verplichtingen voldoet.
Stabilisatie. De gemeente zorgt dat het inkomen en de thuissituatie stabiel zijn, zodat de klant optimaal kan aflossen. De klant zet een bedrag opzij voor aflossing zodra mogelijk, dus niet pas na schuldregeling.
Schuldregeling. De gemeente treft een schuldregeling conform de criteria die al decennialang gehanteerd worden. Schulden worden in principe geregeld met een saneringskrediet. De schuldregeling is bindend. Hulpvragers of schuldeisers die menen dat de gemeente de Schuldenwet niet goed toepast, doen na een bezwaarprocedure een beroep op de rechtbank. Na de uitspraak vervolgt het (bijgestelde) gemeentelijke traject. Er is in de Schuldenwet dus niet meer een apart wettelijk traject met postblokkade en Wsnp-bewind. Lees ook: Schuldenwet tornt niet aan eigendomsrecht.
Passende hulp en toezicht. De gemeente ziet erop toe dat de klant ten minste drie jaar aan al zijn betaalverplichtingen voldoet. Er wordt budgetbeheer of -begeleiding ingezet, afhankelijk van de zelfredzaamheid van de klant. Deze hulp is niet vrijblijvend. De gemeente brengt de klant in contact met een vrijwilliger als hij dat prettig vindt. De gemeente kan ook verwijzen naar beschermingsbewind (of het zelf uitvoeren). De gemeente zal verwijzen naar betrouwbare, lokale bewindvoerders, maar de klant kiest zelf. De rechter stelt zoals gebruikelijk de inwoner onder bewind. Het enige nieuwe in de Schuldenwet is, dat de rechter eerst kijkt of de klant al bij de gemeente is geweest. Mensen zonder problematische schulden kunnen wel gewoon rechtstreeks naar de rechter voor beschermingsbewind. De Schuldenwet verandert daar niets aan. Lees meer over Bewindvoering in Schuldenwet.
Als je goed kijkt is het vooral een papieren wijziging. Een herschikking van taken en bevoegdheden. Je formaliseert staande praktijken en afspraken. Je kopieert waardevolle artikelen uit de Wsnp en Wgs. Je schrapt ‘verkwisting’ uit het BW en je schrapt het adviesrecht. Gemeenten krijgen er geen wezenlijk nieuwe taken bij. Er vervallen werkzaamheden zoals de adviesrecht-procedure, dwangakkoord, Wsnp-verklaring, schuldenbewind en Wsnp-bewind.
In dit artikel belichten we de rol van bewindvoering in de Schuldenwet*. Kern van de Schuldenwet is dat 1 regisseur de schuldenaar begeleidt van aanmelding tot schone lei. Twee wijzigingen hebben gevolgen voor bewindvoering:
Verkwisting vervalt als grondslag voor beschermingsbewind. Bewind met deze grondslag wordt ook wel schuldenbewind genoemd. Dat betekent dat straks het sec hebben van schulden geen reden meer is om iemand onder bewind te stellen. Verkwisting is overigens pas sinds 2014 een grond voor beschermingsbewind. Als er nu sprake is van verkwisting, zit er voor de rechter weinig anders op dan schuldenbewind toe te kennen. Lichtere wettelijke alternatieven heeft hij immers niet tot zijn beschikking. Wat blijft is beschermingsbewind voor iemand die wegens zijn/haar lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of permanent de eigen financiële zaken niet kan behartigen, ook wel toestandenbewind. Als je (alleen) schulden hebt, ga je dus naar de gemeente. De gemeente beoordeelt de zelfredzaamheid van de inwoner. In de meeste gevallen is een combinatie van begeleiding en budgetbeheer door de gemeente voldoende om te borgen dat de inwoner aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. Bij budgetbeheer gaat het inkomen naar een rekening die door de gemeente wordt beheerd. Maar de gemeente kan ook beschermingsbewind inzetten. Dat gebeurt via de rechter, gewoon zoals dat nu ook gebeurt. De gemeente kan het zelf uitvoeren of overlaten aan particuliere bewindvoerders. Het is dus niet zo dat alle gemeenten straks zelf bewind moeten gaan uitvoeren. De gemeente zal de inwoner verwijzen naar lokale bewindvoerders (en vrijwilligers en hulpverleners) met een goede staat van dienst, maar de inwoner kiest uiteindelijk zelf. De tijdrovende adviesrecht-procedure wordt overbodig. Als budgetbeheer of beschermingsbewind niet genoeg is, dan is er ook o.a. nog curatele.
Gemeenten krijgen de bevoegdheid om een schuldregeling op te leggen. Dat doen ze volgens de criteria en standaard berekeningen die al jaren worden toegepast in het minnelijke traject en de Wsnp. Een schuldenrechter hoeft straks alleen nog die dossiers te beoordelen waarbij schuldeiser of schuldenaar vinden dat de gemeente de verkeerde berekening heeft gemaakt. De rechter kan vervolgens de gemeente dwingen de berekening aan te passen. Dit is hoe wetgeving zich ontwikkelt volgens het subsidiariteitsbeginsel. De gang naar de rechtbank wordt door veel hulpvragers als stigmatiserend ervaren. Bij de rechtbank kom je normaal gesproken alleen als je iets strafbaars hebt gedaan en ‘schuldig’ bent. Door deze wetswijziging heb je dus geen overdracht meer van gemeente naar rechtbank en Wsnp-bewind. In plaats van het standaard Wsnp-bewind krijgt de hulpvrager straks een vorm van budgetbeheer of beschermingsbewind die aansluit op diens zelfredzaamheid, zoals hierboven aangegeven. Ook de postblokkade is geen vanzelfsprekendheid meer.
Cijfers
Het aantal schuldenbewinden steeg sinds 2014 fors naar 56.000 in 2018. De instroom in schuldenbewind is sinds 2017 wel gedaald van 14.000 tot 8.700 in 2021. Verkwisting is bij ongeveer 30% van de onder bewind gestelden de grond voor beschermingsbewind. Omdat er minder mensen instromen in de Wsnp, daalt ook het aantal Wsnp-bewinden. Vorig jaar werden minder dan 2.300 mensen toegelaten tot de Wsnp.
Bedenkingen
In de Aanbevelingen meerderjarigenbewind stelt ook de toezichthouder op bewindvoerders, dat bij schuldenbewind het de voorkeur heeft wanneer de schuldregeling wordt uitgevoerd door de gemeente. Men erkent de mogelijke tegenstrijdige belangen die kunnen optreden in de uitvoering. De bewindvoerder is immers belangenbehartiger en partijdig, terwijl een schuldhulpverlener onpartijdig moet zijn. De bewindvoerder heeft mede daarom ook geen recht op een vergoeding voor schuldregeling.
Toch kunnen we ons voorstellen dat bewindvoerders zich miskend voelen door de plannen voor 1 schuldenwet. Het schuldenwetsvoorstel is echter allerminst een diskwalificatie van bewindvoerders! We denken niet dat gemeenten het beter of goedkoper kunnen. We denken wel dat het nodig is om 1 regisseur te hebben die de hulpvrager begeleidt van aanmelding tot schone lei. Zonder overdrachten. En 1 aanspreekpunt voor schuldeisers. We vinden ook dat begeleiding, budgetbeheer of bewind toegesneden moeten zijn op de zelfredzaamheid van de hulpvrager. Waarom standaard Wsnp-bewind en postblokkade als iemand in staat is zelf zijn rekeningen te betalen? Waarom schuldenbewind als budgetbeheer ook voldoende is?
Kunnen gemeenten dit?
In dit artikel reageren bewindvoerders op het D’66 voorstel voor 1 schuldenwet: ‘Een integrale schuldenwet klinkt mooi. Maar is het een oplossing voor de problemen die het systeem van een gemeente veroorzaakt? Een schuldenwet met als uitgangspunt dat de gemeente een centrale regie en uitvoeringsrol heeft, zal nooit succesvol kunnen zijn. En we kunnen ons niet veroorloven – nog eens 10 jaar – met een monopoliespel te experimenteren. Het probleem kan niet de oplossing zijn.’
Er staan voorbeelden in van gemeenten waar de schuldhulp niet goed functioneert. (Voorbeelden van bewindvoerders die slecht functioneren, en gemeenten die het wel goed doen worden overigens niet genoemd). De initiatiefnemers van de Schuldenwet – we spreken niet per se namens D’66 – maken zich ook geen illusies over de kwaliteit van de schuldhulpverlening in sommige gemeenten. Sterker nog, de Schuldenwet is vooral bedoeld om de gemeentelijke schuldhulp te verbeteren. De Wgs bestaat nog maar 10 jaar en is een hele dunne wet. Er staat in dát gemeenten schuldhulp moeten bieden, maar niet hoe (Klik op Wgs en see for yourself). Die beleidsvrijheid is funest. Er zijn bovendien geen geoormerkte middelen. Voldoende middelen zijn natuurlijk een belangrijke randvoorwaarde voor deze wet. De Schuldenwet is overigens niet bedoeld als bezuinigingsoperatie zoals het artikel doet vermoeden. Als je de huidige versnipperde geldstromen bundelt, kun je met hetzelfde budget heel veel meer doen en kwaliteit leveren. De kwaliteit van de schuldhulp is nu zeer afhankelijk van de kleur van college en gemeenteraad. Daar komt bij dat gemeenten wel de verantwoordelijkheid hebben, maar nauwelijks bevoegdheden en doorzettingsmacht. Het is alsof je je pief-paf-poef moet roepen, omdat er geen munitie beschikbaar is. Voor het slagen van een traject zijn gemeenten afhankelijk van coöperatieve schuldeisers, rechtbank en bewindvoerders.
De grootste schuldeisers laten met collectief schuldregelen en convenanten zien dat zij bereid zijn akkoord te gaan met een schuldregeling als zij zien dat gemeenten de juiste berekeningen maken en gepaste hulp bieden. Het ligt voor de hand deze afspraken in de Schuldenwet vast te leggen, zodat ook andere schuldeisers moeten meewerken aan schuldregeling.
Gemeenten kunnen dit. Er zijn genoeg gemeenten die het met beperkte middelen wel goed doen.
Geen stelselwijziging
Als je goed kijkt is het vooral een papieren wijziging. Een herschikking van taken en bevoegdheden. Je schrapt ‘verkwisting’ uit het BW. Je geeft gemeenten de bevoegdheid een schuldregeling op te leggen en knipt en plakt artikelen van Titel III Faillissementswet naar de Wgs. Je schrapt het adviesrecht. Gemeenten krijgen er geen wezenlijk nieuwe taken bij. Er vervallen werkzaamheden zoals de adviesrecht-procedure, dwangakkoord en Wsnp-verklaring.
Alternatief?
De oplossing ligt volgens de bewindvoerders en SchuldHulpMaatje bij het maatschappelijk middenveld en bij burgers, met gebruik van bewezen maatregelen als Wsnp, beschermingsbewind en de tomeloze inzet van vrijwilligers en professionals. Veel van deze partijen zullen ook bij 1 schuldenwet een belangrijke rol spelen. Denk bijvoorbeeld aan preventie en het versterken van de zelfredzaamheid tijdens een schuldsaneringstraject. Toch zien we op dit moment nog niet direct hoe dit een alternatief is voor de huidige praktijk en wet- en regelgeving, maar we houden ons aanbevolen voor suggesties.
Een schuld is iets van de schuldeiser en de schuldenaar. Laten we zo weinig mogelijk andere partijen zich bemoeien met het oplossen ervan.
Op 19 april was er een tweeminutendebat over armoede en schulden. De volgende moties die daar werden ingediend, zijn gisteren aangenomen:
Gewijzigde motie (PVV) verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de energietoeslag in de praktijk geen negatieve financiële gevolgen mag hebben voor het ontvangen van toeslagen en/of uitkeringen.
Motie (PvdA) over gemeenten oproepen om het Kwaliteitskader schuldhulpverlening voortvarend en breed toe te passen [Er staat niet bij welk kwaliteitskader].
Motie (D66/CU) over het faciliteren en stimuleren dat alle gemeenten zich aansluiten bij de Nederlandse Schuldhulproute en werken met saneringskredieten.
Motie (D66/CU) verzoekt de regering om in kaart te brengen hoe we jongvolwassenen rondom hun 18de verjaardag kunnen bereiken om hen te informeren over de financiële verantwoordelijkheden die horen bij het bereiken van de volwassenheid.
Motie (CDA) – door Schouten overgenomen – verzoekt het kabinet om werk te maken van betere informatie-uitwisseling tussen SVB en UWV, met als doel meer ouderen te bereiken met inkomensondersteuningsregelingen, waaronder de AIO.
Motie (CDA/D66/CU) verzoekt het kabinet met NVVK, CJIB en gemeenten een landelijke invoering van de schuldpauzeknop te onderzoeken en afspraken te maken over onder andere acceptatie van de pauzeknop bij overheidsschuldeisers en vervolgens ook bij private schuldeisers.
Motie (CU/D66) – door Schouten overgenomen – over het uit de privacywetgeving wegnemen van obstakels voor preventieve en tijdige schuldhulpverlening.
Motie (CU/D66) over een gecombineerde aanpak armoede en gezondheid bij schuldenproblematiek.
In het stenogram van het tweeminutendebat vind je iets meer toelichting. En je leest op p.13 dat minister Schouten zegt: ‘Wij zijn al aan het kijken of het minnelijk en het wettelijk traject bijvoorbeeld wat meer in elkaar geschoven kunnen worden.’ #1schuldenwet.
De RVS biedt vandaag haar advies voor verbetering van de schuldhulp aan aan minister Schouten. In deze opvolger van Eenvoud loont stelt de RVS opnieuw dat het systeem eenvoudiger moet. Het advies omvat een paar hoofdingrediënten van 1 Schuldenwet:
Gemeentelijke bevoegdheid om schuldsanering op te leggen.
Primaat van saneringskrediet.
Centraal schuldenregister, zodat je snel een compleet beeld hebt van alle schulden, en schuldeisers weten dat er een schuldregeling aan komt.
Verleg financiële prikkels bij bewindvoerders van het ondersteunen bij het aflossen van schulden naar het voorkomen daarvan. (In de Schuldenwet doen we dit door de toegang tot vormen van beheer en bewind te beleggen bij de gemeente).
De RVS pleit verder voor onder meer uitbreiding van de vroegsignalering, wettelijk recht op betalingsregeling en meer aandacht voor nazorg.
In deze Kamerbrief (14 maart) schrijft minister Schouten dat zij het volgende wil doen om de schuldhulpverlening te verbeteren:
Invoering verplichte reactietermijn voor schuldeisers (al in gang gezet door vorige kabinet);
Met gemeenten bespreken hoe we de begeleiding van cliënten naar en tijdens het Wsnp-traject in alle gemeenten standaard kunnen aanbieden;
Met gemeenten in gesprek over gebruik en monitoring van het Kwaliteitskader schuldhulpverlening;
Het breed moratorium verbeteren ‘met bijzondere aandacht voor de toegang tot de rechter, de voorwaarden en de duur’.
Ze doet haar voorstellen naar aanleiding van de Verkenning stelsel schuldhulpverlening. De verkenning werd gedaan na een motie over samenvoeging minnelijk-wettelijk. Vanuit dat perspectief zijn de voorstellen van Schouten op zich sympathiek, maar wel weer pleisters op een scheefgegroeid proces. Hoe voorkomen we dat schuldhulpverleners en bewindvoerders elkaar straks bij die begeleiding (punt 2) in de weg gaan lopen, en dat de klant niet meer weet bij wie hij moet aankloppen? Het kwaliteitskader (punt 3) is tot heden nog geen garantie voor goede schuldhulpverlening (zie bijvoorbeeld de problemen rond Plangroep). De normen in het kwaliteitskader kun je beter afzonderlijk vastleggen in wetgeving. En ook de reactietermijn (punt 1) en het moratorium (punt 4) zijn veel minder relevant als je straks in één Schuldenwet vastlegt hoe we in Nederland schulden regelen en wat daarvan de consequenties zijn voor schuldeisers en schuldenaren.
De oplossing voor problematische schulden hebben we namelijk al! We vegen de schulden bij elkaar, kijken hoeveel iemand in drie jaar kan aflossen, en de rest wordt kwijtgescholden door schuldeisers. We hebben het traject daar naartoe echter nodeloos ingewikkeld gemaakt.
Hoe mooi zou het zijn als de Tweede Kamer wel het grote plaatje ziet en een voorstel doet om de schuldenwetgeving te stroomlijnen in één nieuwe Schuldenwet.
Invoering van de Schuldenwet is geen stelselwijziging. Het is een codificatie van een bestaande minnelijke en wettelijke praktijk die is gegroeid sinds de invoering van de Wsnp in 1998. De Schuldenwet schrijft voor hoe gemeenten schulden moeten oplossen. Dat betekent dat de rechter er straks alleen nog aan te pas komt als een schuldenaar of schuldeiser meent dat de gemeente de Schuldenwet niet goed uitvoert. Dat is hoe wetgeving zich ontwikkelt volgens het subsidiariteitsbeginsel.
De Schuldenwet brengt ook geen fundamentele wijzigingen aan in de (eigendoms)rechten en plichten van schuldeisers en schuldenaren. De oplossing blijft immers dezelfde: er is een vrij te laten bedrag, er wordt drie jaar afgelost, schuldeisers schelden een deel kwijt en er wordt geborgd dat de schuldenaar zijn betalingsverplichtingen nakomt en zich maximaal inspant om te besparen en inkomen te verhogen.
De belangrijkste uitgangspunten voor de verdere uitwerking van de Schuldenwet:
Wgs, Wsnp, bewind en andere schuldenwet- en regelgeving worden samengevoegd;
Gemeenten voeren de Schuldenwet uniform uit. Er is 1 loket, 1 regisseur en 1 plan.
Schulden worden bij voorkeur gesaneerd met een saneringskrediet. Schuldeisers krijgen direct hun geld. Schuldenaren lossen maandelijks een vast bedrag af.
Gemeenten krijgen de exclusieve verantwoordelijkheid om vormen van budgetbeheer of bewind in te zetten of daar naartoe te leiden.
De Schuldenwet wordt gecoördineerd vanuit één ministerie. Gemeenten ontvangen voldoende middelen voor de uitvoering.
Nick Huls, emeritus hoogleraar rechtssociologie Leiden, is één van de belangrijkste grondleggers van de Wsnp. In dit artikel legt hij uit waarom het tijd is om de volgende stap te zetten:
Naar één schuldenwet
Volgend jaar bestaat de Wsnp 25 jaar, de wet die kwijtschelding van schulden veranderde van een gunst, verleend door de crediteur, tot een recht, opgeëist door de debiteur. Eind 2021 hadden 170.000 mensen via de rechtbank een ‘schone lei’ gekregen. Dit is een mooi aantal, maar in feite is de Wsnp naar de marge verdwenen. Terwijl de aantallen mensen met problematische schulden stegen, daalde de instroom van de Wsnp voortdurend. Het wettelijk traject is naar de achtergrond gedrongen door het minnelijk traject van de gemeenten, dat steeds strakker juridisch genormeerd is in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, maar ook door het schuldenbewind uit boek 1 Burgerlijk Wetboek, de wijkteams en vrijwilligersorganisaties. Er is een onoverzichtelijk geheel van instanties ontstaan die onvoldoende samenwerken.
Politieke en maatschappelijke consensus
Gelukkig bestaat er tegenwoordig in de Tweede Kamer een brede politieke consensus (de motie Beukering en de motie Jetten) om de reguleringsstructuur van het schuldenveld te integreren. Binnen het professionele veld bestaat er consensus over oplossingen die voor alle partijen acceptabel zijn. Ook crediteuren hebben er belang bij dat betalingsproblemen snel worden gemeld. De Nationale schuldhulproute (NSR) is een voorbeeld van een initiatief vanuit de commerciële sector om grote groepen burgers de weg naar voorlichting en hulp te wijzen bij financiële problemen. Binnen de deurwaarderswereld rijpt het inzicht dat de marktwerking tot een aantal perverse prikkels bij de incasso heeft geleid. De KBvG probeert de bakens te verzetten door het promoten van collectieve regelingen zoals het Digitaal Beslagregister. De overheid heeft van oudsher tot taak sociaal zwakke burgers te beschermen, maar recentelijk kwamen door de uitgebreide verhaalsmogelijkheden en preferenties van de Belastingdienst veel burgers in grote problemen bij de kindertoeslag-affaire. Bovendien schoot de bescherming door de bestuursrechter schromelijk tekort. Er bestaat dus een window of opportunity voor nieuw beleid.
Oplossingsrichting
Kort nadat de NVVK in 1979 de Gedragscode m.b.t. schuldsanering, -bemiddeling en -regeling introduceerde, stelde ik in mijn proefschrift (1981) voor om de kantonrechter de bevoegdheid te geven een minnelijk voorstel tot ‘afkoop van schulden’ (doorgaans inclusief kwijtschelding) van een gemeentelijke kredietbank (gkb) algemeen verbindend te verklaren indien niet alle crediteuren akkoord gaan. Deze gemeentelijke uitvinding om kwijtschelding van schulden mogelijk te maken, is via de Commissie Mijnssen door de molen van het begrippenapparaat van de Faillissementswet (uit 1896!) gehaald. Hierdoor is in de Wsnp kwijtschelding getransformeerd tot een loodzware juridische interventie. De WSNP-rechter was bedoeld als stok achter de deur voor het minnelijk traject, maar die rol is nooit goed uit de verf gekomen (Jungmann, 2006). Thans spelen de gemeenten de hoofdrol en is de rechter – overigens ook door eigen toedoen – gemarginaliseerd. In deze bijdrage stel ik voor om via één geïntegreerde schuldenwet het oorspronkelijke idee uit 1979 zodanig aan te passen dat in de toekomst veel meer mensen met schulden beter en sneller geholpen kunnen worden.
De gemeente
Burgers met problematische schulden kunnen zich tot vele instanties wenden: tot de gemeente, maar ook tot budgetcoaches, gecertificeerde vrijwilligers en andere professionele hulpverleners. Als schuldsanering de meest aangewezen optie is, moeten de deskundige hulpverleners zo snel mogelijk een voorstel formuleren. Grote crediteuren, die landelijk werken zijn gebaat bij uniforme landelijke toelatings- en aflossingsnormen. Deze moeten worden vastgelegd in een AMvB, die op alle professionele hulpverleners van toepassing is. Landelijke normering draagt bij tot rechtsgelijkheid. Debiteuren èn crediteuren weten dan waarop ze kunnen rekenen. Als de professionele hulpverleners het verzoek om sanering afwijzen, kan de burger in beroep gaan bij de schuldenrechter. Crediteuren die het niet eens zijn met een saneringsvoorstel, kunnen zich eveneens tot de rechter wenden.
De schuldenrechter
Omdat thans veel debiteuren niet verschijnen als een crediteur een vordering bij de rechtbank instelt, moeten zij een prikkel krijgen om wèl naar de rechtbank te komen. Het verstekvonnis is meestal een probleem vergrotende rechterlijke interventie (De Savornin Lohman, 2022). Een eerste stap op weg naar probleemoplossende schuldenrechtspraak is wijziging van art 6:29 BW, zodat de rechter een betalingsregeling voor een individuele schuld kan treffen. Als deze mogelijkheid aan de debiteur wordt meegedeeld in de aanmaning, wordt het aantrekkelijk om wèl voor de rechter te verschijnen. In de tweede plaats kan de rechter een collectieve schuldregeling opleggen als de burger tijdelijke betalingsproblemen heeft, maar binnen een redelijke termijn wèl al zijn schulden kan betalen. Het voorstel van een geregistreerde schuldregeling door de gerechtsdeurwaarder (Otter c.s. 2021) en het in België ontwikkelde My Trust O model kunnen hier als inspiratie dienen. In de derde plaats moet het mogelijk worden gemaakt dat de rechter bijeen problematisch schuldenpakket direct een schuldsanering uitspreekt zonder dat eerst een minnelijk traject doorlopen is.
De schuldenfunctionaris
Het is gewenst om schuldenfunctionarissen, waarmee thans in enkele pilots wordt geëxperimenteerd, (Bureau Bartels, 2021) bij alle rechtbanken aan te stellen. Het is het effectiefst dat de gezamenlijke gemeenten in het arrondissement deze functionarissen bij de rechtbank detacheren. Zij moeten immers goed de weg weten in de wereld van de minnelijke schuldhulpverlening. Zij zijn een schakel tussen het juridische en het sociale domein. De schuldenfunctionarissen hebben tot taak om debiteuren met betalingsproblemen die naar de rechtbank gekomen zijn, op te vangen en eventueel te verwijzen naar een passende instantie. Zij kennen de sociale kaart van het arrondissement en de verschillende modaliteiten van schuldhulp. Verder assisteren ze de rechter vanuit een ondersteunende en faciliterende rol.
Professionalisering van de schuldhulpverlening
Ter ondersteuning van de schuldsanering door de gkb’s heeft de rijksoverheid €30 miljoen beschikbaar gesteld voor een revolverend waarborgfonds om de risico’s voor de gemeenten af te dekken. Dit fonds gaat zakelijke criteria aanleggen voor de borgstelling. Recentelijk werd gesignaleerd dat de maximumrente van 10% voor consumptieve kredietverlening in (kleinere) gemeenten zou kunnen leiden tot stopzetting van de sociale kredietverlening (Brasser). Het is gewenst met het oog op de rechtsgelijkheid dat sociaal krediet in alle gemeenten beschikbaar is. Ik stel voor om de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) een rol te geven om zeker te stellen dat deze twee ‘bank-achtige’ taken op een zakelijke manier worden uitgevoerd. Op ICT-gebied is er een wereld te winnen in de hulpverlening. Initiatieven als het schuldenknooppunt, de rol van het BKR bij vroegsignalering en het schuldendashboard zijn veelbelovende projecten om burgers sneller te bereiken en te helpen.
Eind vorig jaar presenteerden we het voorstel voor een nieuwe Schuldenwet. In verschillende artikelen belichten we onderdelen daarvan. In dit artikel kijken we vanuit het perspectief van schuldeisers.
Wgs en Wsnp borgen onvoldoende de belangen van schuldeisers
Schuldeisers moeten te vaak lang wachten op een voorstel of überhaupt een bericht van de schuldhulpverlener. Ze krijgen afwijkende voorstellen van gemeenten, moeten in veel gemeenten te veel kwijtschelden en te lang wachten tot het geld op de rekening staat. Gemiddeld moeten schuldeisers 95% van hun vordering kwijtschelden. De doorstroom naar de Wsnp verloopt moeizaam en is door veel schuldeisers helemaal niet gewenst, omdat het weer extra tijd kost en omdat ze daar nóg minder van hun vordering terugkrijgen.
Mede daarom worden in de Schuldenwet de Wgs, Wsnp en bewindvoering samengevoegd. Voor schuldenaren en schuldeisers is er dan één loket met daarachter één regisseur en een eenduidig traject. Gemeenten voeren de schuldenwet uniform uit en mogen schuldregelingen opleggen volgens in de wet vastgelegde criteria, en meestal met een saneringskrediet. Schuldeisers die het niet eens zijn met de regeling, kunnen naar de rechter.
Voordelen Schuldenwet
De voordelen van de Schuldenwet voor schuldeisers op een rij:
Geen verschillen meer tussen gemeenten.
Je weet snel waar je aan toe bent.
Je krijgt snel je geld, direct na totstandkoming van de regeling. Dus niet meer drie jaar wachten.
Je krijgt een hoger percentage van je vordering terug, want (a) je betaalt niet meer de kosten van Wsnp-bewind en (b) door vroegsignalering en een kortere doorlooptijd loopt de totale schuld minder hoog op. Sommige gemeenten brengen indirect uitvoeringskosten in rekening. In de nieuwe Schuldenwet wordt dat geüniformeerd of afgeschaft. Optioneel is om ook het onderscheid tussen preferente en concurrente schuldeisers te laten vervallen.
Je weet zeker dat de klant maximaal aflost.
Het risico dat de klant na een akkoord toch niet betaalt, ligt bij de gemeente.
Je kunt snel de boeken sluiten en maakt minder incasso- en administratiekosten.
Je vraagt bij de Belastingdienst meteen de btw terug.
De relatie met je klant is snel weer goed. Lopende verplichtingen worden gegarandeerd betaald.
Je hebt geen last meer van andere schuldeisers die voortrekken of traineren.
Je wordt niet meer ongewenst door andere schuldeisers de Wsnp in gesleurd.
Er is eenduidige en snelle communicatie via het Schuldenknooppunt.
Je hebt snel inzicht in de kredietwaardigheid van (potentiële) klanten.
Michel van Leeuwen directielid en gerechtsdeurwaarder bij Flanderijn, ziet zeker de voordelen van de Schuldenwet en de één-loketgedachte. ‘Dat is dus ook de reden dat we aangesloten zijn bij Nederlandse Schuldhulp Route en rechtstreekse afspraken hebben met de grote gemeenten over doorverwijzingen. Schuldeisers zijn best bereid om (schuld)hulpverleners hun werk te laten doen, maar ze willen wel voortgang zien en op de hoogte blijven van het traject. En door de versnippering en de kwaliteitsverschillen is dat nu echt een probleem.’
Schuldeiser als vroegsignaleerder
Rémi Langenberg, strategisch adviseur bij het CAK zou graag zien dat (overheids)schuldeisers meer de mogelijkheden en verantwoordelijkheden krijgen om mensen door te geleiden naar schuldhulpverlening. ‘In het kader van wettelijke vroegsignalering mogen woningcorporaties, zorgverzekeraars en water- en energiebedrijven betalingsachterstanden melden bij gemeenten. Het CAK mag en doet dat ook al voor de wanbetalersregeling zorgpremie. Zou het niet mooi zijn als ook andere overheidsorganisaties zoals Belastingdienst, SVB, UWV, gemeentebelastingen, sociale dienst, DUO en CJIB dat ook zouden mogen doen? Zij hebben namelijk ontzettend veel mensen met financiële problemen in beeld die niet bekend zijn bij de gemeentelijke hulpdiensten. Soms is het meer ‘laatsignalering’ dan vroegsignalering, maar beter laat dan nooit. Op die manier maken we een groot deel van de thans onzichtbare armoede voor de gemeenten inzichtelijk. En als we dat dan ook nog gezamenlijk mogen doen, als één overheid, dan faciliteren we het lokale domein maximaal in hun toch al complexe uitvoeringsopgave. Uitvoerders, beleid en politiek hebben hierin ook een gemeenschappelijke doelstelling: snellere en eenvoudiger hulpverlening. Waarmee burgers weer sneller perspectief op een schuldenvrije toekomst krijgen.’
Michel van Leeuwen vult het lijstje van overheidsorganisaties aan met de gerechtsdeurwaarders. ‘Ondanks alle initiatieven op het gebied van preventie en vroegsignalering komen veel mensen pas in actie zodra ze met de gerechtsdeurwaarder worden geconfronteerd. Zeker de grotere kantoren beschikken over veel data waarmee zij een goed zicht hebben op de financiële situatie van de schuldenaar en kunnen daarmee goede analyses maken over de problematiek. De ene keer zal er aangestuurd moeten worden op een betaling, de andere keer op hulp. Schuldeisers en schuldenaren moeten erop kunnen vertrouwen dat de meest passende interventie wordt ingezet. Daarbij is het ook belangrijk dat er aandacht komt voor het verdienmodel waarbij het betekenen van een dagvaarding wel wordt betaald maar een warme overdracht richting hulpverlening niet.’
Met het oog op het Kamerdebat op 11 november dienen we deze fictieve motie in, en geven we het startsein voor het ontwerpen van de Schuldenwet waarin de Wgs, Wsnp en schuldenbewind worden samengevoegd. Het systeem moet op de schop. De tijd van pleisters plakken is voorbij. (Klik om te vergroten)
De Schuldenwet wordt uitgevoerd door gemeenten en biedt als volgt een oplossing voor schulden:
Er is een standaardberekening voor de afloscapaciteit in 3 jaar, rekening houdend met eventuele inkomensstijging. De gemeente lost in de meeste gevallen met een saneringskrediet dat deel van de schulden direct af. Schuldeisers schelden de rest kwijt en sluiten de boeken. Je hebt nog maar één schuldeiser: de gemeente. Tijdens het traject word je geholpen met werk, scholing en ondersteuning op alle leefgebieden. De schuldhulpverlener beheert je inkomen en uitgaven. Na 3 jaar ben je schuldenvrij!
Maar schuldenaren moeten nu toch ook al 3 jaar maximaal aflossen? Klopt, de oplossing blijft hetzelfde. Er worden alleen overbodige stappen uit het proces gehaald, en het wordt strakker en uniformer georganiseerd, met minder ruimte voor gemeenten om af te wijken. De rechter komt er alleen aan te pas als het echt nodig is.
Optioneel is om de doorlooptijd van 3 jaar te verkorten naar bijvoorbeeld 2 jaar, waarbij niet de schuldeiser of schuldenaar maar de overheid het 3e jaar voor haar rekening neemt.
Dit voorstel bouwt voort op het 1 regeling voorstel van Taco Schaafsma, is het antwoord op de met algemene stemmen aangenomen motie over samenvoeging van het minnelijk traject en de Wsnp, is complementair aan doorpakkenopburgerschulden.nl en bevat elementen uit het Wet integrale schuldsanering voorstel van Maarten Bergman.
In de Schuldenwet staan de belangen van de schuldeiser en schuldenaar voorop.
Alleen maar voordelen
Cliënten hebben minder stress, want ze hebben 1 schuldhulpverlener en 1 schuldeiser en betalen elke maand hetzelfde bedrag. Ze hoeven niet meer naar de rechter voor Wsnp of schuldenbewind;
Kwetsbare en tijdrovende overdrachten tussen gemeente, rechtbank en bewindvoerder behoren tot het verleden. Er is minder bureaucratie en administratie. De doorlooptijden worden drastisch korter.
Er worden meer mensen geholpen en er is minder uitval.
Voor schuldenaren loont het om (meer) te gaan werken of naar school te gaan.
De kwaliteit en effectiviteit van de schuldhulpverlening neemt toe. Er is een duidelijk toetsingskader.
De maatschappelijke kosten zijn lager.
De schuldeiser krijgt direct een deel van zijn vordering, regelt direct BTW-teruggave, sluit de boeken en maakt geen incassokosten meer. Hij profiteert niet van inkomensstijging (die in de praktijk meestal tegenvalt), maar heeft ook geen last van inkomensdaling.
Schuldhulpverleners hoeven niet meer te ‘onderhandelen’ met schuldeisers, omdat alles gebeurt volgens de standaard. Er is rechtszekerheid voor schuldeisers: zij kunnen naar de rechter als zij vinden dat zij worden benadeeld.
Gemeenten regisseren de hulp op alle leefgebieden zoals gezondheid, werk, inkomen, huisvesting, dagbesteding, huiselijke relaties en verslaving. De integrale aanpak wordt effectiever en efficiënter.
Bedrijven beoordelen zorgvuldiger of iemand kredietwaardig is.
De informatievoorziening is minder versnipperd. BKR, beslagregister, VISH, Schuldenwijzer, Blauwe Knop, Centraal curatele- en bewindregister, Centraal Insolventie Register, systemen voor vroegsignalering, Schuldenknooppunt en andere bronnen en communicatiekanalen worden gekoppeld of samengevoegd waar mogelijk.
Denk mee
De komende tijd delen we onderdelen van het wetsvoorstel en zullen deskundigen zich erover uitspreken. Laat ook weten wat je ervan vindt!