Schuldenwet tornt niet aan eigendomsrecht

In de Schuldenwet* vervalt het onderscheid tussen het minnelijke en wettelijke traject. In de Schuldenwet krijgen gemeenten de bevoegdheid om een schuldregeling op te leggen conform de criteria in de Schuldenwet. Deze criteria zijn niet nieuw. Ze worden al decennialang gehanteerd: er wordt berekend hoeveel iemand in 3 jaar kan aflossen, rekening houdend met een vrij te laten bedrag. De rest wordt kwijtgescholden door schuldeisers. Daarnaast wordt de ‘goede trouw’ getoetst en wordt er gekeken naar recidive en of iemand zich voldoende inspant om zijn financiën op orde te brengen.

Deze criteria zijn in 1998 vastgelegd in de Wsnp, maar worden 1 op 1 ook toegepast in het minnelijke traject. Voor gemeenten dus niets nieuws. De Schuldenwet geeft gemeenten geen beleidsvrijheid om van bovengenoemde criteria af te wijken in het nadeel van schuldeiser of schuldenaar.

Schuldenaren of schuldeisers die menen dat de gemeente de Schuldenwet niet goed toepast, doen na een bezwaarprocedure een beroep op de rechtbank. Na de uitspraak van de rechter vervolgt het (bijgestelde) gemeentelijke traject. Er is in de Schuldenwet dus niet meer een apart wettelijk traject met postblokkade en Wsnp-bewind.

De rechter blijft toezien

De rechter blijft dus onderdeel van het proces. We knippen hem er niet uit, maar verplaatsen het moment naar achteren in het proces, waardoor hij alleen nog maar in beeld komt als er écht een verschil van inzicht is tussen schuldeiser, schuldenaar en gemeente. Gemeenten worden dus niet in de positie gebracht van de rechter. Er is sprake van omgekeerde bewijslast. Dit is hoe wetgeving zich zou moeten ontwikkelen, volgens het subsidiariteitsbeginsel.

Eigendomsrecht
In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens staat: ‘Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht. De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.’

In Nederland is in het privaatrecht en het bestuursrecht geregeld wat de gevolgen zijn als de schuldenaar in verzuim is wanneer hij niet op tijd zijn schuldeiser betaalt. De basis is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (Art. 6:18 e.v.). Daarin is het eigendomsrecht en het transactierecht geregeld: daaruit volgt wat schulden zijn, hoe ze ontstaan en hoe ze normalerwijs voldaan kunnen en moeten worden. Algemeen geldt dat als een factuur niet op tijd wordt betaald of een lening niet tijdig wordt afgelost, een herinnering volgt, gevolgd door een aanmaning. Als dan nog niet is betaald, gaat de wettelijke rente gelden vanwege te late betaling en kan een incassoprocedure worden gestart en vervolgens beslag worden gelegd door de schuldeiser. De kosten om de vordering te voldoen worden dan hoger. ook als overheidsvorderingen, zoals belastingen, niet op tijd worden betaald, komen daar kosten bij. Voor overheidsschulden is dat voornamelijk geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Titel 4.4) die onder meer algemene regels bevat over hoe schulden van burgers aan overheden worden afgehandeld. Zo werkt het systeem van leveren en betalen. Wie met wanbetaling wegkomt is niet solidair en dat ondergraaft het wederkerigheidsprincipe.

Gemeente blijft neutraal

Door de criteria voor schuldregeling helder in de Schuldenwet vast te leggen behoudt de gemeente haar onafhankelijke, neutrale, bemiddelende rol met oog voor de belangen van zowel schuldeiser als schuldenaar. Je zou zelfs kunnen betogen dat de Schuldenwet deze rol explicieter maakt en versterkt.

In de initiatiefnota van D’66 – geïnspireerd op de Schuldenwet – staat over deze nieuwe bevoegdheid van gemeenten het volgende: “Een tweede bezwaar [genoemd in Verkenning stelsel schuldhulpverlening (red.) ] is dat ingrepen door een (lokaal) bestuursorgaan in privaatrechtelijke rechtsverhoudingen tussen burgers onderling zich moeilijk met ons rechtsstelsel laten verenigen. Het rechtsstelsel dat saneringen tussen private personen regelt kent doorgaans geen inmenging van het bestuursrecht. De initiatiefnemer is zich er van bewust dat het voorstel hiermee afwijkt van het huidige denken over schulden. En dit is ook juist wat de initiatiefnemer wil bewerkstelligen. Het juridisch dogmatische keurslijf van faillissement, beslag en incasso is te strak voor schuldsanering, dat eigenlijk primair een instrument van sociaaleconomisch beleid is. Schuldhulpverlening is een instrument dat mensen in staat moet stellen om verder te komen en nieuw perspectief te krijgen. Het nieuwe schuldentraject zou een betere balans moeten hebben tussen de belangen van schuldenaren, schuldeisers en de maatschappij. Momenteel ligt in de faillissementswet de nadruk op het belang van de schuldeiser. In de Wgs wordt het belang van de schuldenaar meer benadrukt. Het nieuwe schuldentraject zou beide perspectieven moeten verenigen. De reeds genoemde beroepsmogelijkheid bij de rechter speelt hierin een belangrijke rol.”

Gemeente als schuldeiser; belangenverstrengeling?

In Verkenning stelsel schuldhulpverlening worden vraagtekens gezet bij de neutraliteit van de gemeente als bemiddelaar, omdat de gemeente zelf ook schuldeiser kan zijn. Deze neutraliteit kan echter gewaarborgd worden “indien de gemeentelijke schuldhulp en schuldsanering gaan voldoen aan materiële vereisten en bijbehorende formele vereisten voor een evenwichtige en zorgvuldige schuldsanering via een gemeentelijk dwangakkoord.” Deze vereisten moeten dus worden vastgelegd in kwaliteitseisen voor schuldhulpverlening. En we merken op dat de gemeente nu ook al twee rollen speelt. Verschillende afdelingen van de gemeente kunnen het met elkaar oneens zijn, en ook verschillende belangen hebben. Zoals alle schuldeisers zou de gemeente het voorstel kunnen aanvechten bij de rechter. Daarnaast moet de schuldhulpverleningstak van de gemeente bij het opstellen van de schuldregeling de inhoudelijke normen volgen die hier voor zijn opgesteld. Het is dus niet zo dat de gemeente zichzelf kan bevoordelen ten opzichte van andere schuldeisers. Als andere schuldeisers toch het vermoeden hebben dat zij onterecht benadeeld worden, dan kunnen zij tegen de schuldregeling in bezwaar en beroep gaan. We zien dus geen reden om aan de neutraliteit van de gemeenten of het proces te twijfelen.

De rol van overheden en ZBO’s in andere landen

In A Guide to Consumer Insolvency Proceedings in Europe (2019) lees je dat er meer landen zijn waar de rechter een vergelijkbare positie inneemt als in de Schuldenwet. In de meeste Europese landen kan alleen een rechter een schuldregeling aan een schuldeiser opleggen. Maar in bijvoorbeeld Frankrijk en Zweden zijn, voor het treffen van schuldregelingen, wel verstrekkende bevoegdheden toegekend aan overheidsinstanties. In Zweden bestaat naast de faillissementswet een separate schuldsaneringswet waarbij het Koninklijk Incassobureau een centrale rol is toebedeeld. Dit Koninklijk Incassobureau heeft taken op het gebied van schuldenpreventie, incasso en beslagleggen en schuldsanering. Het Koninklijk Incassobureau beslist onder meer over toelating tot deze schuldsanering en toekenning van de schone lei.

Overheid die ingrijpt in verhoudingen tussen contractspartijen

Bestuursbesluiten zien veelal op de verhouding tussen overheid en burger en niet op de relatie (rechtsverhouding) tussen burgers onderling. Maar er zijn uitzonderingen. In Verkenning stelsel schuldhulpverlening (p. 32) worden bijvoorbeeld genoemd (1) de loonsanctie die het UWV kan opleggen en (2) het automatisch corrigeren van de huurprijs op basis van toets huurcommissie als verhuurder niet reageert.

Als het er niet is, dan is het er niet

Dan nog even wat relativerende woorden over het eigendomsrecht. Vorige week zei hoogleraar privaatrecht Reinout Wibier in NVVK live (niet letterlijk geciteerd): “Natuurlijk, het behoort zo te zijn dat je als schuldeiser volledig betaald wordt. Maar je zit nu eenmaal in een situatie waarin dat niet kan. Punt. Als het er niet is, dan is het er niet. En ik vind het ook opvallend dat we er bij bedrijven met schulden veel minder moeilijk over doen dan bij particulieren.”

Een recht op iets waarvan vaststaat dat het er niet is, en ook niet gaat komen, is een lege huls. Gelukkig begrijpen schuldeisers dat over het algemeen maar al te goed. Voor de schuldeisers die van mening zijn dat hen tekort wordt gedaan, moet een kostenarme, laagdrempelige gang naar de schuldenrechter mogelijk zijn om hun ‘recht’ te laten toetsen. Deze procedure moet niet ten koste gaan van de looptijd van de regeling. Overige schuldeisers en de schuldenaar moeten er geen enkel nadeel van ondervinden.

Maar nogmaals, de Schuldenwet grijpt niet steviger in in het eigendomsrecht dan nu al het geval is. We verwachten bovendien dat schuldeisers onder de Schuldenwet een groter deel van hun vordering zullen terugkrijgen. Lees hierover nog eens Schuldenwet beter voor schuldeisers.

Verkorting doorlooptijd

De verkorting van de doorlooptijd van de Wsnp en Msnp – zoals vorige week geamendeerd – heeft natuurlijk wèl consequenties voor het aflosbedrag. We merken hierbij op dat verkorting geen onderdeel is van de Schuldenwetsvoorstel; het staat enkel in ons lijstje met mogelijke opties. We merken wel op dat straks nog nadrukkelijker duidelijk wordt dat we binnen die korte doorlooptijd wel erg veel tijd kwijt zijn aan procedures en overdrachten (moratorium, adviesrecht, dwangakkoord, Wsnp, etc.). Dus de urgentie om te vereenvoudigen blijft.

De Schuldenwet is een initiatiefvoorstel van schuldeisers, ervaringsdeskundigen, hulpverleners en deskundigen om de schuldhulpverlening te vereenvoudigen en verbeteren. Lees alle artikelen over 1 schuldenwet. Lees De Schuldenwet samengevat of het wat uitgebreidere artikel Eén Schuldenwet: meer mensen sneller geholpen (Sociaal Bestek).

Geef een reactie