Coalitieakkoord over armoede en schulden

De highlights uit het zojuist gepresenteerde Coalitieakkoord:

(Ik heb alleen de zinnen drastisch ingekort, zonder de strekking onderuit te halen. Denk dus niet ‘Martijn je hebt de toelichting weggelaten’, want die toelichting is er simpelweg niet)

  • €500 mln per jaar voor hervorming arbeidsmarkt, re-integratie en aanpak armoede en schulden.
  • Kabinet zet eerste stappen om de toeslagen af te schaffen. Bij huurtoeslag wordt eerder al de maximale huurgrens afgeschaft en overgestapt naar een systeem van normhuren op basis van inkomen.
  • Verhoging minimumloon, stapsgewijs met 7,5%. Uitkeringen blijven gekoppeld en stijgen dus mee. Ouderen krijgen een hogere ouderenkorting.
  • Lastenverlichting van €3 miljard, vooral voor lage- en middeninkomens, werkenden en gezinnen.
  • Er komt een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor alle zelfstandigen, die zo wordt vormgegeven dat oneerlijke concurrentie en te grote inkomensrisico’s voor individuen worden voorkomen. In het Pensioenakkoord en eerdere miljoenennota’s stond al dat een basisarbeidsongeschiktheidsverzekering verplicht wordt.
  • Zelfstandigenaftrek wordt vanaf 2023 met stappen van €650 teruggebracht tot €1.200 in 2030. Zelfstandigen worden gecompenseerd via hogere arbeidskorting.
  • Verruimen bijverdiengrenzen in de Participatiewet.
  • Inwonende jongvolwassenen tot 27 jaar tellen niet langer mee als kostendeler voor de uitkering.
  • We nemen maatregelen om het aantal kinderen dat in armoede opgroeit in 4 jaar tijd te halveren. Dit is een stuk ambitieuzer dan het vorige kabinet dat in een periode van 15 jaar (2015-2030) tot een halvering wilde komen (red.).
  • Elke 4 jaar wordt vastgesteld of het sociaal minimum toereikend is.
  • Extra inzet op financiële educatie, preventie en vroegsignalering,
  • Mensen krijgen meer ruimte om een reserve aan te houden. (Ook) hier staat helaas geen toelichting bij (red.).
  • Verkorting duur van schuldhulptrajecten.
  • Verbetering toegang tot Wsnp.
  • Strengere eisen aan beschermingsbewindvoerders.
  • Maximering verhogingen, rente- en incassokosten.
  • Betere, verantwoorde overheidsincasso met oog voor menselijke maat.
  • Doorverkoop van schulden als verdienmodel wordt tegengegaan.

Regeerakkoord over armoede en schulden

Regeerakkoord

Op p. 27 van het vanmiddag gepresenteerde Regeerakkoord wijdt de nieuwe coalitie een paragraaf aan het Terugdringen van schulden en armoede:

  • Eén op de tien huishoudens heeft problematische schulden. Daarnaast loopt een grote groep het risico om problematische schulden te krijgen. Het kabinet wil het aantal mensen met problematische schulden terugdringen en mensen met schulden effectiever te helpen. Schuldhulpverlening is en blijft een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Via programmatische afspraken wenst het kabinet met gemeenten tot een vernieuwende schuldenaanpak en een verbeterd schuldhulpverleningstraject te komen. Hierbij kunnen de volgende thema’s aan bod komen:
    – Verbeteren van de (toegang tot) schuldhulpverlening, met kortere wachttijden.
    – Beter samenwerken met andere partijen om onnodig oplopen van schulden te voorkomen.
    – Voorkomen van uithuisplaatsingen, zeker als daar kinderen bij betrokken zijn.
    – Ruimte geven aan gemeenten om op lokaal niveau met vernieuwende aanpakken en maatwerk te experimenteren.
  • De overheid heeft als schuldeiser een bijzondere verantwoordelijkheid om onnodige vergroting van schulden te voorkomen. De overheid dient de beslagvrije voet te respecteren. Om escalatie van schulden te voorkomen, wordt meer ingezet op direct contact met schuldenaren. De stapeling van boetes vanwege te laat betalen en bestuursrechtelijke premies wordt gemaximeerd. Mogelijkheden voor
    betalingsregelingen worden uitgebreid.
  • Bij incasso worden misstanden effectiever bestreden. De maximale incassokosten die in rekening mogen worden gebracht, worden gehandhaafd en er wordt bezien of het minimumbedrag omlaag kan. Er komt een incassoregister waarin incassobureaus worden opgenomen, die voldoen aan eisen met betrekking tot oprichting, bedrijfsvoering en opleiding. Indien een incassobureau te vaak de fout ingaat, wordt het beboet en verliest het de registratie.
  • Excessen in kredietverlening zullen worden tegengegaan, net als verdienmodellen waarbij hoge rentes mensen in de problemen brengen en de kosten van wanbetaling op de samenleving worden afgewenteld.
  • De juridische afhandeling van schulden wordt verbeterd. Schuldeisers dienen eerst de mogelijkheden van een betalingsregeling te onderzoeken voor een zaak voor de rechter wordt gebracht. Er komt een experiment met een schuldenrechter, die alle zaken van een schuldenaar geconcentreerd behandelt.
  • Gemeenten krijgen een adviesrecht in de gerechtelijke procedure rondom schuldenbewind.
  • Met gemeenten en erkende vrijwilligersorganisaties wordt gewerkt aan een landelijk dekkend netwerk van vrijwilligersprojecten gericht op schuldhulp en financiële begeleiding.
  • Het kabinet zal extra middelen beschikbaar stellen voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede – in het bijzonder onder kinderen. Op p. 61 zie ik bedragen staan: €30, €25 en €25 miljoen voor 2018, 2019 respectievelijk 2020. Niet structureel dus. Ik neem aan dat dit komt bovenop de Klijnsmagelden. Ik weet niet of het via gemeenten wordt uitgekeerd.

En verder lees ik:

  • P. 26: Het kabinet gaat in gesprek met gemeenten over de wijze waarop zij actief uitvoering geven aan de bestaande tegenprestatie. Omdat werk een zeer belangrijke onderdeel is van integratie, moet de arbeidsmarktpositie van Nederlanders met een migratieachtergrond –nieuwkomers én oudkomers– worden verbeterd. Om de beheersing van de Nederlandse taal –en daarmee het toekomstperspectief– te vergroten, geven gemeenten actief uitvoering aan de bestaande verplichting om de Nederlandse taal te leren. Het kabinet wil hierover niet-vrijblijvende bestuurlijke afspraken maken met gemeenten.
  • P. 27: Wanneer mensen vanuit de bijstand aan het werk komen, is het van belang dat ze er ook echt op vooruit gaan. Daarom wil het kabinet met gemeenten afspraken maken over het lokaal beleid om de armoedeval te verkleinen. Ook blijft de huidige ruimte voor experimenten in de Participatiewet om bijstandsgerechtigden weer actief te krijgen op de arbeidsmarkt.
  • P. 55: Te veel nieuwkomers blijven te lang aangewezen op een bijstandsuitkering. Dit is een onacceptabele uitkomst van het inburgeringsbeleid. Om dat te voorkomen dient er, waar mogelijk, een activerend en tegelijk ontzorgend systeem van sociale voorzieningen te zijn. Een simpeler en activerend systeem van voorzieningen voor statushouders kan dan inhouden: integratie met burgerschapswaarden en een verplicht leer- en (vrijwilligers)werktraject; een begeleide toegang tot de verzorgingsstaat: gemeenten
    innen de zorgtoeslag, huurtoeslag en bijstand gedurende de eerste twee jaar en de nieuwkomer ontvangt deze voorzieningen en begeleiding in natura met leefgeld. Na een toetsmoment kan een statushouder die zichzelf redt op de arbeidsmarkt, eventueel eerder uitstromen. Iemand die niet slaagt voor de toets, stroomt in principe nog niet uit. Op basis van het voorgaande worden middelen en werkwijzen ontwikkeld die in alle gemeenten toepasbaar kunnen zijn, zo nodig op basis van wet- en regelgeving, die het mogelijk maakt op deze wijze de zelfredzaamheid van nieuwkomers te bevorderen.
  • P. 66: De jaarlijkse afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon voor de bijstand wordt verlaagd van 5%-punt naar 3,75%-punt. Jaarlijks structureel, zo interpreteer ik het. In de Miljoenennota 2018 werd dit al aangekondigd voor alleen het jaar 2018. Lees wat dit betekent in Sociaal minimum gaat omlaag (2011) en Hoe zit dat nou precies met die dubbele heffingskorting? (2011).
  • P. 16: De hoogte van het maximale verplichte eigen risico voor zorgkosten wordt deze kabinetsperiode bevroren op €385 per jaar. Het niet verhogen van het eigen risico leidt, gegeven de financieringssystematiek in de Zvw, tot hogere zorgpremies.
  • P. 31: De harde afbouwgrens in de huurtoeslag wordt omgevormd naar een geleidelijkere afbouw.

Inkomensgrens kortingspas vervalt

Staatssecretaris Klijnsma van SZW heeft bevestigd dat gemeenten hun kortingspas in de toekomst weer mogen verstrekken aan huishoudens met een inkomen boven 110% van de bijstand. In het regeerakkoord stond al dat de ‘mogelijkheden ruimer’ zouden worden.

NB. hiervoor is een wetswijziging nodig; dus 1 juli 2013 lijkt me op zijn vroegst haalbaar. Maar misschien is het ministerie tot die tijd coulant.

Naschrift d.d. 12 december: vandaag staat op het Gemeenteloket van SZW dat de inkomensgrens per direct vervalt! Bij nader inzien zie ik dat art. 35 lid 9 (over de 110% grens) niet expliciet betrekking heeft op kortingspassen. Dat staat alleen in de Memorie van Toelichting (p. 22). Er is dus niet echt een wetswijziging nodig.

Regeerakkoord #2

De belangrijkste wijzigingen (voor lage inkomens)

  • De inkomensafhankelijke zorgpremie is geschrapt.
  • Het inkomensafhankelijke eigen risico blijft bestaan (lage inkomens betalen €180 per jaar, hoge inkomens €595).
  • De nominale zorgpremie (wat mensen betalen aan de basisverzekering) blijft zoals die nu is. Iedereen betaalt in 2014 zo’n €1.269 per jaar.
  • De zorgtoeslag blijft gehandhaafd.

Koopkracht
Door de aanpassingen van de belasting gaan lage inkomens er meer op vooruit dan hoge inkomens, die juist koopkracht verliezen. Maar het nieuwe akkoord is volgens de onderhandelaars minder nivellerend dan het originele regeerakkoord. Het CPB komt tot de volgende koopkrachtplaatjes (bruto en per jaar):

Tweeverdieners met baan

  • Inkomen onder €32.900: -0,25%
  • Inkomen tussen €32.900 en €65.800: 0%
  • Inkomen tussen €65.800 en €94.000: 0%
  • Inkomen boven €94.000: -0,25%

Tweeverdieners met uitkering

  • Allemaal: -0,25%

Tweeverdieners met pensioen

  • Inkomen onder €22.560: +0,25%
  • Inkomen boven €22.560: -1%

Alleenstaande met baan

  • Inkomen onder €32.900: +0,5%
  • Inkomen tussen €32.900 en €65.800: +0,25%
  • Inkomen boven €65.800: -0,5%

Alleenstaande met uitkering

  • Inkomen onder €22.560: 0%
  • Inkomen boven €22.560: -0,25%

Alleenstaande met pensioen

  • Inkomen onder €22.560: +0,25%
  • Inkomen boven €22.560: -1,25%

Alleenverdiener met baan

  • Inkomen onder €32.900: -0,25%
  • Inkomen tussen €32.900 en €65.800: -0,75%
  • Inkomen boven €65.800: -0,5%

Alleenverdiener met uitkering

  • Allemaal: -0,25%

Alleenverdiener met pensioen

  • Allemaal: -0,75%

Zie ook de cijfers op p16/17 van het CPB-rapport. Op p13/14 staat welke regelingen in deze berekeningen zijn opgenomen. De huishouduitkeringstoets zie ik er niet bij staan.

Bij deze cijfers moet verder worden aangetekend dat het om de mediane ontwikkeling gaat. Dat betekent dat de helft van de mensen er in koopkracht juist meer op vooruit gaan dan het cijfer dat bij hun groep past, en de helft van de mensen er juist meer op achteruitgaat. Bovendien gaat het om veranderingen per jaar, voor een periode van vijf jaar. Dat betekent dat je voor een beeld voor 2017 de getallen met vijf moet vermenigvuldigen. Maar het betekent ook dat de voorspellingen nog erg onzeker zijn.

Het Nibud is op dit moment ook bezig met een doorberekening van het bijgestelde regeerakkoord. Ze hopen eind deze week de koopkrachtplaatjes op te leveren.

Langdurigheidstoeslag niet meer categoriaal

Op p. 69 van het Regeerakkoord staat:

“Tot slot wordt de langdurigheidstoeslag in de WWB vervangen door een individuele toeslag voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder zicht op verbetering.”

Regeerakkoord: extra geld armoedebestrijding

Rutte en Samsom presenteren op dit moment het Regeerakkoord. Ik hoor Rutte zojuist zeggen: er komt extra geld voor armoedebestrijding, met name gericht op gezinnen met kinderen, werkende minima en ouderen met een klein pensioen. In de doorrekening van het CPB lees ik op p. 33 dat er € 100 miljoen beschikbaar komt voor intensivering van het armoedebeleid. Ik neem aan dat dat naar het gemeentefonds gaat.

Samsom zegt zojuist: lage inkomens gaan er 0,2% op vooruit. Hoge inkomens gaan er 0,6% op achteruit. Lees meer in hoofdstuk 5 van de doorrekening van het CPB.