Met de aanbevelingen van de commissie sociaal minimum in de hand is rond Prinsjesdag stevig onderhandeld over een pakket tijdelijke maatregelen rond bestaanszekerheid. Het is straks aan het nieuwe kabinet om te komen met structurele oplossingen.
Er is al heel veel geschreven over de commissie-rapporten. Ik beperk me hieronder even tot de reactie in een Kamerbrief (10 okt.) van ministers Schouten en Van Gennip met betrekking tot de rol van gemeenten:
De Commissie adviseert om de balans tussen Rijk en gemeenten en tussen gemeenten onderling te herstellen langs vier lijnen: de basis moet op orde zijn, doe landelijk wat landelijk kan, harmoniseer de voorwaarden voor lokale regelingen en wees terughoudend met het belasten van gemeenten met nieuwe taken.
De Commissie signaleert dat het rijk de afgelopen decennia meer verantwoordelijkheden bij gemeenten heeft neergelegd. Mensen zijn daardoor meer afhankelijk geworden van hun gemeente om rond te komen. Ten aanzien van de rolverdeling tussen Rijk en gemeenten doet de Commissie de aanbeveling om lokale regelingen, zoals de gemeentepolis, waar mogelijk te centraliseren. In geval van individueel maatwerk en bij uitgaven waarvan de hoogte per regio verschilt, zoals woonlasten van huurders die geen sociale huurwoning kunnen vinden, vervoerskosten en energiekosten, ziet de Commissie een rol voor gemeenten in het bieden van aanvullende inkomensondersteuning. Hierbij vindt de Commissie het van belang dat de voorwaarden voor lokale regelingen geharmoniseerd worden, zodat gelijke gevallen een gelijke behandeling krijgen ongeacht de gemeente waarin iemand woont. De Commissie raakt hiermee aan fundamentele vraagstukken in de inrichting van het stelsel van inkomensondersteuning.
Als kabinet hebben we het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor Mensen (VIM) opdracht gegeven voor het opstellen van lange termijnscenario’s voor een vereenvoudigd stelsel van inkomensondersteuning. We zullen in het opstellen van deze scenario’s de verhouding tussen centrale en decentrale inkomensondersteuning meenemen.
De door de Commissie geconstateerde verschillen tussen gemeenten, en de gevolgen daarvan voor inwoners, vormen een belangrijk punt van aandacht. De vraag hoe hiermee om te gaan is een grote vraag waar zorgvuldig naar gekeken moet worden. Er is destijds bij de decentralisatie bewust voor gekozen om gemeenten in specifieke situaties maatwerk te laten leveren in aanvulling op het landelijk vastgestelde sociaal minimum en hen hierbij beleidsvrijheid te geven, aangezien zij dicht bij de burger staan. Tegelijkertijd kan ongelijkheid in gelijke gevallen ongewenst zijn. Dit vraagstuk zal moeten worden bezien in het geheel van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk en gemeenten.