Nieuwe Wwb plaatst schuldhulpverlening voor problemen

Door mijn collega Erik Rutten:

De huishoudinkomenstoets heeft niet alleen gevolgen voor de bijstand, maar ook voor de berekening van de beslagvrije voet. De basis van de beslagvrije voet bedraagt immers 90% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Omdat door de invoering van de huishoudinkomenstoets voor bepaalde gezinssamenstellingen de van toepassing zijnde bijstandsnorm wijzigt, wijzigt daarmee in beginsel ook de van toepassing zijnde beslagvrije voet en de wijze waarop met het inkomen van inwonende gezinsleden rekening wordt gehouden. Binnen het wetsvoorstel is hiervoor een regeling opgenomen die erin voorziet dat het inkomen van andere 1ste graads familieleden wordt meegenomen tot maximaal 50% van de beslagvrije voet.

Een (vaker gebruikt) voorbeeld om een en ander concreet te maken.
Het huishouden bestaat uit een vader, moeder en een 20-jarige zoon. Ze ontvangen per maand de volgende inkomsten:

  • vader ontvangt een WAO-uitkering € 1.500,00
  • moeder ontvangt een heffingskorting minstverdienende partner € 167,00
  • zoon werkt in een fabriek en ontvangt € 500,00.

Een gerechtsdeurwaarder legt beslag op de WAO-uitkering. Afgezien van de woonkosten en premie ziektekostenverzekering bedraagt de beslagvrije voet volgens de huidige berekening:

beslagvrije voet echtparen (90% bijstandsnorm)

1.187,87

inkomen partner tot max. helft beslagvrije voet (€ 593,94)

167,00

beslagvrije voet

1.020,87

Dit betekent dat het UWV maandelijks € 479,13 (1.500,00 – 1.020,87) aan de gerechtsdeurwaarder moet afdragen 

Toekomstige berekening:

beslagvrije voet echtparen (90% bijstandsnorm gezin)

1.187,87

inkomen gezin tot max helft beslagvrije voet (€ 593,94)

593,94

beslagvrije voet

593,93

Dit betekent dat het UWV maandelijks € 906,07 (1.500,00 – 593,93) aan de gerechtsdeurwaarder moet afdragen.

Zowel tijdens de behandeling in de Tweede Kamer, als tijdens de gemeentedagen van het ministerie van SZW zijn er op meerdere vlakken vragen gesteld over de gevolgen van deze nieuwe wijze van vaststelling van de beslagvrije voet. Soms ook vragen waar het ministerie het antwoord op schuldig moest blijven. Voor het ministerie reden om de problematiek nog eens nader te belichten in een van de aanstaande verzamelbrieven. Wij willen daar hier niet op vooruitlopen.

Wel vraagt de invoering van de huishoudinkomenstoets nog om extra aandacht binnen de schuldhulpverlening en dan met name binnen de (toekomstige) schuldbemiddeling. Wil met een schuldenaar een minnelijk traject worden ingezet van 3 jaren naar vermogen aflossen met als eindproduct een schuldenvrije situatie, dan is het essentieel dat zijn inkomen stabiel is. Aan het begin van het traject wordt schuldeisers immers op basis van de dan aanwezige situatie een aflossing van (een percentage) van hun vordering in het vooruitzicht gesteld en blijkt lopende het traject dat dit percentage niet wordt gehaald dan zal de regeling in beginsel stuk lopen.

Met de invoering van de huishoudinkomenstoets zal het feit dat eventueel 1ste graads familieleden bij de schuldenaar inwonen zonder meer gevolgen hebben voor de berekening van de beslagvrije voet en daarmee dus ook voor de afloscapaciteit van de schuldenaar zelf. Wellicht is het inkomen van de schuldenaar zelf wel stabiel, maar wil de afloscapaciteit stabiel zijn dan is – na invoering van de huishoudinkomenstoets – ook vereist dat de situatie rond het inwonende 1ste graads familielid stabiel is. Extra bemoeilijkende factor daarbij is dat dit inwonende familielid in beginsel geen partij is binnen de schuldregeling (het gaat immers niet om zijn schulden) en daarom ook niet tot een bepaalde vorm van handelen is te verplichten. Verlaat dit familielid echter het gezin of verliest dit familielid zijn baan dan heeft dit wel de nodige (negatieve) gevolgen voor de afloscapaciteit en daarmee dus ook voor het welslagen van de schuldbemiddeling.

Binnen de Recofa zullen zonder meer regels worden opgesteld, hoe met deze situaties om te gaan. Deze problematiek speelt immers niet alleen binnen het minnelijke traject, maar evenzo binnen de WSNP. Het is echter zonder meer handig om te anticiperen, door bij trajecten die wellicht eerst na 1 juli worden ingezet reeds waakzaam te zijn op de omstandigheid van inwonende 1ste graads familieleden.

Luister ook naar Joke de Kock van de NVVK op radio 1 (vanmorgen).

Geef een reactie