Activerend armoedebeleid

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) constateert in haar jaarverslag dat armoedebestrijding en participatiebevordering in de praktijk nog twee aparte werkprocessen zijn. Terwijl ze toch een overeenkomstig doel hebben. Beide zijn bedoeld de cliënt beter in staat te stellen zijn verantwoordelijkheid voor werk en inkomen te nemen. Beide beogen daarmee de zelfredzaamheid van de cliënt te versterken. Re-integratie doet dat door mensen aan werk te helpen en armoedebestrijding door (inkomens)belemmeringen weg te nemen en daarmee de ruimte te scheppen om weer te gaan participeren.

De inspectie meent dat deze twee onderdelen van het stelsel beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Waar armoede dan nog wel ontstaat, kan de bestrijding ervan, naast financiële ondersteuning, zich richten op het versterken van de zelfredzaamheid van de cliënt. Niet alleen door het bieden van inkomensondersteuning, maar juist door het koppelen van die ondersteuning aan activiteiten die op de langere termijn een nieuw perspectief op werk kunnen bieden.

Afroming

Het IWI constateert ook dat in de re-integratiedienstverlening de aandacht de afgelopen jaren verschoof van het ‘zittende bestand’, mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, naar de nieuwe instroom, mensen met een kleinere afstand tot de arbeidsmarkt.

Effect van inkomensondersteuning

De voorzieningen voor kinderen en de kosten die worden vergoed via de bijzondere bijstand hebben volgens IWI een positief effect op de mate waarin mensen aangeven rond te kunnen komen. De overige aanvullende regelingen worden niet als zodanig ervaren. Ten aanzien van de invloed van de aanvullende regelingen op de sociale participatie geldt, dat deze invloed beperkt is en dat vooral zelfredzaamheid en opleiding bepalend zijn voor participatie. Ten slotte blijkt, dat het gros van de regelingen in het kader van het armoedebeleid louter wordt toegepast op basis van de inkomenssituatie en niet vanuit de gedachte om te activeren. Stadspas en kortingspas richten zich weliswaar op het doorbreken van sociaal isolement, maar daarmee is voor mensen met nog enig arbeidsvermogen de aansluiting met re-integratie nog niet gemaakt.

En nu?

In het rapport vind ik geen voorbeelden van hoe ik dit als gemeente nu concreet moet oppakken. Maar een goede stap lijkt me om telkens als we bijzondere bijstand verstrekken eens in gesprek te gaan met de aanvrager. 19 mei meer hierover.

Geef een reactie