
In 2020 moest 6,8% van de huishoudens rondkomen van een inkomen onder de armoedegrens. Hoewel dat nog altijd meer dan een half miljoen huishoudens zijn, wordt dat deel al jaren kleiner. Opvallend genoeg bracht de coronacrisis daar geen verandering in. Dat blijkt uit de jaarlijkse CBS-monitor armoede en sociale uitsluiting. In 2019 was het percentage nog 7,5% en in de jaren daarvoor telkens hoger dan 8%.
Ondanks de coronacrisis is de armoede dus afgenomen. De koopkrachtverbetering door cao-afspraken – voornamelijk al gesloten in 2019 – en een aantal fiscale overheidsmaatregelen, vooral heffingskortingen, spelen daarbij een rol. Doorslaggevender is echter het coronasteunpakket waarmee veel mensen het hoofd boven water konden houden.
Eenoudergezinnen, alleenstaanden onder de AOW-leeftijd, laagopgeleiden en huishoudens met een migratieachtergrond komen vaker in de armoede terecht, is de algemene tendens.
Kinderarmoede
221.000 kinderen leven in armoede. Dat is het laagste aantal in 25 jaar. Bekijk de special over kinderarmoede.
Werkende minima
Het risico op armoede is voor zzp’ers (5,9%) een stuk hoger dan werknemers in loondienst (1,2%). Lees de special over werkende minima.
Lokale cijfers
- Bekijk de armoedecijfers per gemeente.
- Bekijk de visualisaties op wijk- en buurtniveau.
Tot slot, beluister de CBS-podcast over koopkracht en inkomensongelijkheid. Klopt het dat de rijken rijker worden en de armen armer?