Langdurigheidstoeslag

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) heeft onderzocht hoe gemeenten vorm geven aan de langdurigheidstoeslag. Hebben ze voldaan aan de wettelijke eis om bij verordening regels te stellen over het verlenen van langdurigheidstoeslag en, zo nee, wat is daarvan de reden? Wie behoort tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag? Wat is de hoogte van de langdurigheidstoeslag? Wat verstaan gemeenten onder ‘langdurig’? Wat verstaan ze onder ‘laag inkomen’. Een paar conclusies:

Meer verstrekkingen als gevolg beleidsvrijheid
Het aantal huishoudens dat in 2009 een langdurigheidstoeslag heeft ontvangen is met 31% is gestegen ten opzichte van 2008. De toename wordt veroorzaakt door de verruiming van de doelgroep als gevolg van de decentralisatie van de langdurigheidstoeslag.

Hoogte toeslag
Wat hoogte betreft sluiten de meeste gemeenten aan bij de bedragen die voorheen golden als landelijke norm van de langdurigheidstoeslag. Worden in de verordeningen geen bedragen genoemd, dan wordt de hoogte van de toeslag uitgedrukt in een percentage van de bijstandsnorm (35% van de gemeenten). Gemeenten die voor de hoogte van de toeslag een percentage van de bijstandsnormen hanteren, motiveren die keuze met het argument dat hierdoor de hoogte van de toeslag niet (half)jaarlijks hoeft te worden aangepast. In ruim 5% van de gevallen wordt een glijdende schaal aangetroffen.

‘Langdurig’
Onder de nieuwe regeling is door iets meer dan 20% van de gemeenten de periode van 5 jaar gecontinueerd. Drie van deze gemeenten hebben een kleine variatie aangebracht, zoals 5 jaar voor 23-jarigen en ouder en 3 jaar voor 21- en 22-jarigen, of een laag inkomen gedurende 60 maanden in de afgelopen 72 maanden. De overige van de bijna 80% van de gemeenten hanteren als referteperiode een termijn van 3 jaar.

Inkomensgrens
Bijna 60% van de gemeenten hanteert een inkomensgrens van 100% van de bijstandsnorm. De overige gemeenten zitten daar (niet veel) boven.

Ldt en schulden
Een beperkt aantal gemeenten houdt rekening met schulden. Zo legt de ene gemeente een relatie tussen de door haar gehanteerde referteperiode van 3 jaar en de termijn in de Wsnp, terwijl een andere gemeente een inkomen boven 110 procent van het sociaal minimum ook nog als ‘laag inkomen’ aanmerkt indien het meerdere wordt aangewend voor aflossing van een schuld.

Ldt en participatie
55 procent van de gemeenten laat ook mensen onder de doelgroep van de langdurigheidstoeslag vallen die in de referteperiode een bepaald (hoger) inkomen hebben ontvangen.

Lees eventueel ook de aanbiedingsbrief van staatssecretaris De Krom aan de Tweede Kamer (maar daar staat niet zo veel spannends in).

Ldt als ultieme categoriale regeling (=geen conclusie van het IWI)
In het platform armoedebeleid is wel eens geopperd om de referteperiode heel kort te maken, bijvoorbeeld een half jaar. De doelgroep – die dan heel groot is – kun je dan een bedrag geven, zonder dat je hoeft te controleren waaraan ze het geld uitgeven. Je hebt dan zeg maar de ultieme categoriale regeling! Maar je handelt dan natuurlijk niet in de geest van de wet… En het levert je een forse kostenpost op.

Geef een reactie